In het gedrag van volwassen mensen zijn bepaalde patronen terug te vinden. In hoeverre denkt, voelt en handelt iemand zoals je bij zijn leeftijd zou verwachten en in hoeverre wordt gedrag bepaald door ‘vroege’ of minder ontwikkelde patronen?
Het ontwikkelingsprofiel brengt sterke en zwakke persoonlijkheidskenmerken helder in kaart. Voor hulpverleners, coaches en managers is dit inzicht belangrijk om te helpen de focus van een behandeling te bepalen. Ook kan met de verkregen informatie onverwachte (crisis)situaties worden voorkomen.
Het ontwikkelingsprofiel komt voort uit de ontwikkelingspsychologie en wordt genoemd in de multidisciplinaire richtlijn Persoonlijkheidsstoornissen. Het profiel combineert het psychoanalytisch referentiekader met bestaande classificatiesystemen zoals de DSM 5 op empirisch toetsbare wijze en wordt geactualiseerd op basis van resultaten uit validiteit- en betrouwbaarheidsonderzoek.
Het ontwikkelingsprofiel is gebaseerd op de ontwikkelingspsychologie en op het idee dat elk individu in zijn leven een aantal ontwikkelingsfasen passeert, die in het normale geval verlopen van een onrijp naar een rijp niveau. De fasen worden in het ontwikkelingsprofiel aangeduid als tien ontwikkelingsniveaus:
De eerste zes niveaus worden gekenmerkt als onrijpe of disadaptieve niveaus en de volgende vier als late, rijpe of adaptieve niveaus.
Zo wordt structuurloosheid, als vroegste niveau, gekenmerkt door lacunes in het psychosociale functioneren en wordt rijpheid, als laatste niveau, gekenschetst als de fase waarin het individu in staat is op een constructieve wijze om te gaan met beperkingen en in het bijzonder de eindigheid van het eigen leven.
Het Ontwikkelingsprofiel en de hierbinnen geformuleerde niveau’s (Abraham, 2005)
Naast deze opsplitsing in niveaus wordt er in het ontwikkelingsprofiel een onderverdeling gemaakt in levensgebieden waarop de ontwikkeling plaatsvindt: de ontwikkelingslijnen.
Negen ontwikkelingslijnen worden onderscheiden:
In het ontwikkelingsprofiel wordt het gedrag (denken, voelen en handelen) van de volwassene getypeerd door de mate waarin hij bij zijn leeftijd passende adaptieve gedragspatronen heeft ontwikkeld en de mate waarin zijn gedrag wordt bepaald door (bij de kinderleeftijd passende) disadaptieve patronen. In principe heeft iedere volwassene kenmerken van het kind dat hij is geweest. Het ontwikkelingsprofiel laat zien in welke mate dit het geval is (Abraham 1993, 1997).
Het ontwikkelingsprofiel kan op twee manieren worden gebruikt: als referentiekader en als diagnostisch instrument.
Als referentiekader is het profiel in de dagelijkse klinische praktijk toepasbaar. De behandelaar of coach beoordeelt een intake of behandelverslag vanuit het ontwikkelingsprofiel en maakt een inschatting van de adaptieve en disadaptieve ontwikkelingsniveaus. Op basis van deze sterkte/zwakte analyse kiest hij een behandeling.
Daarnaast kan het ontwikkelingsprofiel als referentiekader voor professionals behulpzaam zijn om:
Als diagnostisch instrument is het gebruik vergelijkbaar met de uitvoer van een psychodiagnostisch onderzoek. In twee of drie gesprekken wordt een half gestructureerd interview afgenomen. Dit interview dient als basis voor het opstellen van het profiel. Deze toepassing vergt meer tijd en is nuttig als daar duidelijke redenen voor zijn. Bijvoorbeeld als het na enkele intakegesprekken niet duidelijk is welke behandeling passend is of wanneer een langer durende intensieve psychodynamische of client centered psychotherapie worden overwogen.
Als diagnostisch instrument biedt het ontwikkelingsprofiel ook relevante informatie voor het opstellen van een gedragstherapeutisch behandelprotocol, het ontwikkelen van strategieën om de therapietrouw bij medicatiegebruik te bevorderen, voor de rapportage over beweegredenen voor crimineel gedrag of voor het beoordelen van de capaciteiten van sollicitanten voor specifieke functies.
Het ontwikkelingsprofiel als diagnostisch instrument is aangewezen in de volgende gevallen:
Het ontwikkelingsprofiel beoogt op een gestandaardiseerde wijze klinisch relevante persoonlijkheidskenmerken te inventariseren. Het doel daarvan is het habituele gedrag van de patiënt begrijpelijk en beter beïnvloedbaar te maken. Aan de toets voor de standaardisatie, een voldoende mate van interbeoordelaarsbetrouwbaarheid, interne betrouwbaarheid en construct validiteit, is voldaan (Van et al 2000). Het ontwikkelingsprofiel blijkt ook in voldoende mate voorspeld te kunnen worden aan de hand van ander testpsychologisch onderzoek (Callewaert- Meijer et al 1995). Onderzoek naar de predictieve validiteit is thans gaande.
De stichting ontwikkelingsprofiel beschikt over een lijst van collegae die gekwalificeerd zijn in de toepassing van het ontwikkelingsprofiel als diagnostisch instrument. Dit onderzoek resulteert in een verslag en een advies voor behandeling.
Voor informatie over de mogelijkheden van dit diagnostisch onderzoek kunt u contact opnemen.
De stichting ontwikkelingsprofiel beschikt over een lijst van collegae die gekwalificeerd zijn in de toepassing van het ontwikkelingsprofiel als diagnostisch instrument. Dit onderzoek resulteert in een verslag en een advies voor behandeling.
Voor informatie over de mogelijkheden van dit diagnostisch onderzoek kunt u contact opnemen.